

|
|
de moeder
De moeder vraagt: wat ga je doen?
De zoon zegt: ik ga naar Jeroen.
Er is een heftig feest vandaag
bij een stel vrienden in Den Haag.
Ze zegt: maak je 't niet laat.
De jongen zucht, al bijna kwaad.
Daar gaat ie dan, hij zegt: so long,
en Moe bijt liever op haar tong
dan nog te vragen hoe of waar.
Het joch is amper zestien jaar,
En moeder denkt: wat DOEN ze daar?
De moeder vraagt: waar ga je heen?
Hij zegt: ik ga kamperen.
De moeder vraagt: met Jeroen alleen?
En in die dunne kleren?
De zoon zegt: met Mark en Wout.
En heus, moe, echt, 't is niet koud.
Hij roept nou dag, salú en gaat
en moeder denkt: kan 't geen KWAAD?
Zo zitten al die duizend ma's
zich zwijgend op te vreten.
Helaas helaas, helaas helaas,
zij zullen het niet weten.
Wat doet mijn zoonlief op de plas?
Jawel, ik weet, hij zeilt met Bas.
Hij zwemt met Rob of roeit met Piet,
maar wat ze DOEN, dat weet Ma niet.
(naar een vader-dochterliedje
van Annie M.G. Schmidt ca 1957)
|