
|
|
Alex in Andersland
(in ogen gevangen)
Alex begon er genoeg van te krijgen. Hij had van opa een kist vol oude
boeken en spellen gekregen. Er zaten spannende verhalen bij over
uitvindingen en avonturen en allerlei dozen met spelletjes. Nu zat hij op
deze winterse zaterdagmiddag met zijn ouders aan tafel. Op een speelbord
waren in spiraalvorm vakjes getekend, sommige met een plaatje. Hij zag
allerlei ganzen, een doolhof en een put. Eerst vond Alex het een leuk spel,
maar nu zat hij al een kwartier in de gevangenis en wachtte hij vergeefs op
verlossing. Toen zijn vader lachte om zijn boze gezicht riep Alex: 'Jullie
helpen me niet. Ik heb geen zin meer, ik houd er mee op.' Het weekend was
toch al verpest. Maandag repetitie wiskunde. Als hij een beurt kreeg, wist
hij niets. Iedereen keek naar zijn rode hoofd als hij voor het bord moest
komen. Zuchtend en steunend ging hij de trap op.
In zijn kamer voelde hij twee dobbelstenen in zijn dichtgeknepen vuist. Hij
gooide ze kwaad op zijn bureau. Op elke steen waren drie zwarte ogen te
zien. Hij wierp opnieuw, de drieën kwamen boven. Ook de derde en vierde keer
gebeurde dat. Hij sprong op om het zijn ouders te vertellen. De deur was op
slot. Waren zijn ouders uit? Hadden ze hem opgesloten? Hij schreeuwde om
hulp en trapte tegen de deur. Niemand scheen hem te horen. Alex keek om zich
heen. Hij zag de posters aan de muren, de boeken op de plank boven zijn bed,
de schoolspullen op zijn bureau en daartussen de witte dobbelstenen. Het was
of de ogen naar hem gluurden. Opeens schoot hem te binnen: zijn kamertje was
drie bij drie groot. 'Ik word gek,' dacht Alex en wankelde naar bed.
De kamer werd snel donker en ijzig koud. Er dansten vlekken voor zijn ogen.
Zijn lichaam trilde, zijn hart bonkte. Hij kromp bang in elkaar en sloeg
zijn armen om zijn benen. Lange tijd bleef hij zo liggen. Toen zag hij in
het grijze duister de schakelaar van zijn leeslampje. Er ging een zwak
lampje branden. Was dit zijn kamer? Er was geen deur of raam meer. Zijn
bureau, stoel en kast waren weg. De posters waren verdwenen, de muren waren
zwart met witte cirkels. Op de plank boven het bed zag Alex zijn klokradio.
Er kwam alleen een jankend geluid uit de radio. De rode cijfers knipperden
00.00. Het was half zes geweest toen hij wegliep. Hij keek op zijn horloge,
twaalf uur. De secondewijzer bewoog niet. De tijd staat stil, ik ben dood,
dacht Alex. Hij kneep in zijn arm, dat deed pijn.
Opeens zag hij een rood telefoontoestel met een draaischijf. Zijn vingers
gleden bijna uit, toen hij het nummer van zijn ouders draaide. Geen toon.
Eerst een nul, geen geluid. Zijn oren suisden. Hij draaide 1200. 'Hallo,'
zei een stem. 'Met Alex, kunt u ...' De stem onderbrak: 'In orde. Tel maar.'
'Wat bedoelt u?' stamelde Alex. 'Gewoon tellen', bastte de telefoon. 'Ja,'
zei Alex, 'één, tw...' Een zoete geur overviel hem. Zijn tong zwol op, hij
stikte bijna. Hij viel in een koortsige slaap.
Hij lag in een zonnige tuin vol bloemen en planten. Onder een boom stond een wit paard
met een hoorn op zijn hoofd.
'Je ademt en voelt weer', zei de eenhoorn en krabbelde letters en
cijfers in de aarde. 'x kwadraat min y kwadraat. Ontbind in factoren' zei hij. Het moest met merkwaardige producten, maar hoe? 'Ik weet het niet', zei Alex. 'Het is toch heel simpel', zei de eenhoorn.
Alex lag weer in het donker. Hij voelde een koord achter zich en trok er
aan. Een fel geel licht brandde aan het plafond. Tussen de rijen witte ogen
op de vloer stond de rode telefoon. Met 1200 kwam geen antwoord. Het zweet
brak hem uit. Op de klokradio was het 05.20 uur. Hij draaide het.
'Ja,' zei een jongensstem. 'Met Alex.' Alex stamelde: 'Wat, wie, wie zeg
je?' Nogmaals zei de jongen: 'Met Alex.' 'Maar ik ben Alex,' verweerde Alex
zich. 'Dat denk je maar,' zei de stem. 'Doe hetzelfde als net.' Alex telde:
Eén, twee, ... Zijn stem begon te bibberen, zijn ogen prikten. Er stroomden
tranen over zijn gezicht die al gauw zorgden voor kalmte en opluchting.
Alex stond aan de rand van een grote vijver. Maanlicht trilde op het heldere
water. Hij hoorde gekwetter en gesnater om zich heen, maar zag geen enkel
dier. Plotseling brak een hand door de waterspiegel. Een naakte jongen kwam
te voorschijn. Hij leek op Alex, maar was toch iets anders. 'Ik zal je
helpen', zei de jongen. Hij tekende met zijn vinger een driehoek. 'Je moet
het middelpunt vinden.' Alex trok boogjes en lijnen. 'Ik kan het niet', zei
hij. De jongen verdween in een dikke mist. Alex wreef in zijn ogen. Hij was
terug in de donkere kamer. De rode cijfers knipperden 05.29. Hij deed het
plafondlicht en het bedlampje aan. De telefoon gaf geen geluid. Wat deed hij
verkeerd? Op zijn horloge lagen de drie wijzers op elkaar.
Er bewoog iets in het vierkant van ogen tegenover zich. Hij zag het
grijnzende gezicht van de jongen, toen veranderde de wand in een glanzende
spiegel. Alex las 92.50 achter zich. Hij draaide dat nummer en hoorde
gekraak. Hij hield de klokradio ondersteboven en probeerde 65.20. 'Wat is
er?' zei een vrouwenstem. 'Kunt u me helpen?' vroeg Alex. 'Een ogenblik',
antwoordde ze. Hij telde: 'Eén, twee, drie,...' De kamer werd in schokken
groter. Er ging een fel licht branden. Hij hoorde schelden, gillen en
krijsen. De geluiden sneden in zijn hoofd. Een zure geur maakte hem
misselijk. Alex viel flauw.
Hij lag op de grond in een grote zaal. Er stond alleen een reusachtig bureau
voor een zwart bord vol formules en figuren. Links zag hij drie donkere
ramen, rechts een deur. Hij hoorde een tikkend geluid, toen voetstappen. Een
vrouw liep op hem af. Hij slikte en zei schor: 'Moeder, waarom hebt u me
opgesloten?' De vrouw pakte zijn hand. 'Ik ben je moeder niet. Je bent in de
war, je bent je oriëntatie kwijt. Deze ruimte is 60 bij 50 bij 8 meter. Ga
middenin staan. Neem dat hoekpunt als de oorsprong. Bereken de plaats van
het topje van je hoofd. Neem de tijd.'
Ik moet de helft van de lengte en breedte nemen, dacht Alex, dat is
makkelijk. Ik ben 1.67, dat is dus de hoogte. Zou dat alles zijn? Had hij
niets vergeten? Ja, de vierde dimensie! Hij was pas veertien jaar geworden.
'Het antwoord is (30, 25, 1.67, 14)', zei Alex. 'Goed zo,' zei de vrouw. Ze
kuste hem en liep het lokaal uit.
De jongen stond voor hem. 'Jij bent ik,' zei Alex en stak zijn hand uit. De
jongen knipoogde en werd langzaam onzichtbaar. Zijn grijnzend gezicht
verdween het laatst. Tranen vloeiden uit de ogen van Alex. In het spiegeltje
zag hij 02.20 in rode cijfers. De kamer was normaal. Zijn horloge wees tien
voor zes. Het telefoontoestel was weg. Hij telde tot tien, opende de deur en
ging naar de huiskamer. 'Daar is de verloren zoon,' zei vader. Het
ganzenbord stond nog op tafel. 'Ruim jij even op', zei moeder 'we gaan zo
eten.' Alex haalde de stenen uit zijn broekzak en wierp dubbel zes. Vrolijk
nam hij zijn pion uit de gevangenis en deed het speelbord, de pionnen en
dobbelstenen in de doos.
Olaf Korder
|